Of: Let’s just get it over with.
Daar sta ik dan, op de parkeerplaats. In mijn shortje, blote benen, t-shirt (wel een vestje bij me, want het kan misschien wat frisser zijn daar boven op die berg) en zie allemaal mensen om me heen afkeurend kijken. Iedereen op wandelschoenen (zucht, daar doen we niet aan, mensen) maar vooral in lange broeken, lange mouwen, wandelstokken en nog net geen mutsen bij zich. Not my vibe. En dan kijk ik omhoog. F*ck die berg is hoog.
Het liefst draai ik meteen weer om. Stijn is ook opvallend rustig. Erwin stuitert echter nog net niet op en neer en stuurt mij naar de kassa voor kaartjes. Maar het “menu” is zo uitgebreid, dat ik met mijn mond vol tanden sta. Ten eerste omdat ik niet weet welk kaartje ik moet kopen en ten tweede omdat ik door de zenuwen niet op de Duitse woorden kom.
“Was wollen Sie?! WHAT YOU WANT??!”
Ja, eigenlijk wil ik niks, mevrouw Heks achter de kassa. Godsamme wat een mens. Ik wilde eigenlijk eerst vragen of de top die ik van hieruit kan zien, de daadwerkelijke top is, of slechts het middenplateau. Want hell no dat ik dan nog hoger ga. Maar ik geloof dat ze uit haar vel gaat springen als ik nog langer twijfel of treuzel (terwijl er niemand achter ons staat), dat ik dan maar “Mittel” bestel. Oh ik heb hier zo geen zin in.
Veel tijd om me te bedenken of mezelf bij elkaar te rapen heb ik echter niet, want we moeten hup door het poortje en hup in het karretje. En die karretjes stoppen niet; continu doorlopende band. Vervolgens wiebelen ze terwijl je instapt en lopend ergens opstappen en ondertussen ook nog nadenken naar welke kant ik wil kijken (niet de diepte in) zorgt nogal voor een adrenaline rush van mijn kruin tot mijn dikke teen. Ik vind dit zo niks. Stijn ook niet, die kruipt naar mij. Erwin leunt achterover en geniet van het uitzicht: de bergen, het meer en twee angsthazen tegenover hem.
De rit naar boven duurt ein-de-loos en ik wil eigenlijk niet weten hoe hoog die top nog is. Wat ben ik blij dat we alleen stukje doen. Helemaal als ik – als we eindelijk boven zijn – zie hoe de lift naar de top eruit ziet: geen afgesloten cabine zoals we nu hadden, nee hoor, gewoon zo’n hangbankje waar je weer – al rijdend – in moet springen en verder niks behalve een stang ervoor. Dat had ik dus echt niet gedaan. En dit is ook echt niet mijn happy place. God, I hate nature.
Goed, dan hier maar een rondje lopen? We hebben een kaart met verschillende routes maar van dat georganiseerde Oostenrijk had ik wel een bordje verwacht met “Start hier” ofzo. Maar niks. Nergens te bedenken. Oh wacht, daar bovenop dat “bergje” staat een paal met bordjes, Laten we daar even gaan kijken. Maar godskolere dat eerste bergje is al steil en een crime voor mijn enkel die ik moet buigen in een hoek die ik niet kan maken. En dan kom je bovenaan tot de ontdekking dat er helemaal geen routes met kleurtjes op die bordjes staan. Grrr….. We lopen een stukje verder naar de volgende paal met bordjes en daar staat onze kleur ineens wel op. Goed, dan gaan we die kant maar op. Inmiddels begrijp ik waarom iedereen een lange broek aan heeft. Niet vanwege de temperatuur, maar vanwege teken natuurlijk. K*t, kan ik daar ook nog op gaan letten.
Terwijl ik omhoog sjok (ja, ik sjok, de mannen lopen gewoon), komen we steeds mensen tegemoet. Die lopen dus de andere kant op. Iedereen groet elkaar zo vrolijk, maar ik heb helemaal geen zin om vriendelijk te doen hier. Waarom lopen die mensen de andere kant op? Gaan wij wel goed dan? Volgens Erwin kan het prima dat wij de route andersom doen. Als we onze kleur op de bordjes blijven volgen, dan komen we vanzelf bij het (echte) beginpunt. Maar bij het volgende bordje is onze kleur weer weg. Godsamme.
We lopen door, en door. En door, en blijven mensen tegen komen van de andere kant. “Ja we zijn nu bij die bocht” hoor ik af en toe. “Dan hebben we dit al gehad, en hoeven we dit nog maar”. Maar bij de volgende paal hoor ik “Oh.” En “oh” gevolgd door een stilte betekent nooit veel goeds.
We zitten lichtelijk “off track” want we blijken dichter bij een of ander hutje op weg naar de top te zijn dan dat we richting beginpunt gaan. Oke, mooi moment om om te draaien en dezelfde weg terug te lopen. Dan weten we in ieder geval dat daar voor het donker weer zijn.
Maar echt, naar beneden is nog erger dan omhoog. Want in plaats van forceren, moet ik nu mijn enkel elke keer tegenhouden en een soort schok opvangen. En het is nou niet bepaald egaal vlak, dus een zwikje ligt ook op de loer. Gelukkig gaat het goed, maar het allerlaatste stukje, dat k*t bergje van in het begin is echt het ergste stuk van alles. Het liefst liet ik mezelf naar beneden rollen. Maar ja, ieuw al dat gras (en zand en stenen).
Als ik eenmaal beneden ben kan ik wel huilen zo ellendig voel ik me en zoveel pijn. Volgens mij heb ik sowieso al twee blaren; op elke dikke teen één. In de enige “schlemmerhütte*” die er op het middenplateau te bekennen is, ploffen we neer. Nou ja, ik voel me zo kreupel dat ik ledemaat voor ledemaat in de goede hoek plooi en ga zitten als een oud wijf. Heb ik honger? Nee, eigenlijk niet. Ik voel me eerder misselijk van inspanning en vermoeidheid.
We nemen allebei een kaiserschmarrn want tja, dat moet toch eigenlijk als je hier bent. Maar die in Berlijn was toch lekkerder. Daarna strompel ik weer naar kabelbaan voor de tocht naar beneden. Ik vind het iets minder eng maar nog steeds niet leuk. Wat ben ik blij dat dit achter de rug is. Voor Erwin een bucketlist dingetje, voor mij gevalletje been there, done that, never do it again.
* ik weet niet of dit echt zo heet maar op Hysterisch WinterWonderland op het Vrijthof stond er altijd een kraampje dat zo heet, vandaar.
Mijn algemene eindoordeel over (dit stuk van) Oostenrijk? Zeker leuk én Steefproof, maar voor maximaal een week. Ik ga lekker op het feit dat alles goed geregeld en gestructureerd is, maar toch miste ik de Italiaanse chaos en het temperament (maar dan niet op de manier van Gretel achter de kassa). En vooral mijn gelati…. Volgend jaar toch maar weer gewoon 10 dagen Borgo?!