Zaterdagochtend. Elke week een dilemma. Ga ik mee of draai ik me nog een keer om onder mijn heerlijke warme dekbed. Want voetbal; ik heb er werkelijk he-le-maal niks mee. Toch kwam ik onlangs tot zekere inzichten die ik graag met je deel in deze blog.
Een voetbalblog?! Steef, jij?! Ja, na zes jaar, twee clubs en diverse teams weet ik het namelijk zeker: ik ben geen voetbalmoeder maar een voetbal-loeder. Natuurlijk geniet ik van mijn kind als ik zie dat hij er plezier in heeft en “whoohoo” ik als hij scoort. Maar met veel andere ouders heb ik geen klik en de rest van het team boeit me eerlijk gezegd niet zoveel. Als ik al meega naar een wedstrijd, let ik niet op als hij niet speelt.
De spelregels ken ik niet én interesseren me niet want ik kijk nooit voetbal. Het enige leuke aan een EK of WK vind ik het Italiaanse volkslied. Dus ik ga er nooit zo in op en kan me eigenlijk alleen druk maken als het eruit ziet alsof mijn kind 26 botten heeft gebroken. Niet om een fluitje meer of minder. Maar “het is maar een spelletje” of “het zijn kinderen hè” moet je vooral denken en niet hardop zeggen langs de lijn. Andere ouders die (soms fel) in discussie gaan met een vrijwillige scheidsrechter trek ik heel slecht.
Eén keer stond ik daar, met mijn goed fatsoen, als enige ouder. Vanaf 13 jaar spelen ze op een volledig veld en moet er per helft iemand “vlaggen”. Per team zijn er twee trainers die zich tijdens de wedstrijd bezig houden met coaching. Dus dat “vlaggen” (oprecht geen idee wat het is maar vast meer dan alleen wat zwaaien met een stok met een lap stof eraan) moet door een van de aanwezige ouders gedaan worden. En ik zag ze kijken, die twee trainers… Met twijfel en angst in hun ogen. Ik kon alleen maar lachend mijn hoofd schudden. Gelukkig voor die kinderen (én de trainers) kwam er een andere ouder (papa) naar het veld gesjokt en die kreeg meteen een vlag en een fluitje in zijn handen gedrukt. Stijn speelde nog even niet, dus ik ging koffie halen.

“Alles kun je leren” zei een van die andere ouders ooit tegen me
“Precies vriend, net zoals vaders ook de shirtjes kunnen wassen.”
Maar sommige dingen wil je gewoon niet.
Soms heb ik het gevoel dat de voetbalclub een soort veredelde kinderopvang is. Sommige ouders zie je nooit bij wedstrijden en als het team weer aan de beurt is voor een vrijwilligersdienst, blijft het angstaanjagend stil in de groepsapp. De groep waar je ongewild automatisch deel van uit maakt. Handig voor de praktische afstemming, nog handiger als iedereen ook daadwerkelijk LEEST wat er gecommuniceerd wordt en niet 100x dezelfde vraag stelt. Tegenwoordig check ik ‘m een à twee keer per week op belangrijke berichten. Verder staat ‘ie op mute, anders is het niet te doen.
Maar nog even over die vrijwilligersdienst. Je zou zeggen dat je in een team van pakweg dertien spelers en dus twee keer zoveel ouders slechts eens in de drie jaar aan de beurt bent. Nuh-uh. Blijkbaar is iedereen súper druk want de afgelopen jaren kwam mijn verantwoordelijkheidsgevoel veel te veel naar boven en stond ik steevast samen met de enige andere mama met wie ik wel een klik heb, een halve zaterdag in de kou te blauwbekken en mensen de weg te wijzen die ze al weten. De laatste keer zelfs terwijl mijn zoon niet eens speelde omdat hij ziek was. Oh wat heb ik dat hele voetbal toen vervloekt.
Sporten, of het nou gaat om het zelf doen of er naar te kijken, het zit gewoon niet in mijn systeem. Werd ik vroeger blij als de gymles uitviel, nu ervaar ik hetzelfde gevoel als er geen training is of nog beter – geen wedstrijd op zaterdag. Als de zon schijnt en de temperatuur weer uit twee cijfers bestaat, ga ik wel weer een keer kijken. Until then: “not feeling very soccermomsy today”.